Outcross Bearded Collie

Wat betekent outcross?

Outcross is, in het kort, het bewust kruisen van rassen ten behoeve van de gezondheid, met als doel, door selectief te fokken, weer nakomelingen te krijgen die wél aan alle kenmerken voldoen van een rashond.

Outcross wil dus zeggen dat je afwijkt van die huidige bloedlijnen. Je kruist als fokker dus niet meer twee ouderdieren met elkaar die allebei tot hetzelfde ras behoren. Maar je gebruikt een totaal andere bloedlijn (dat kan dus een kruising of een heel ander hondenras zijn) die je kruist mét een rashond. Uiteraard test je de ouderdieren ook op eventuele erfelijke afwijkingen. Hierdoor zul je een mix krijgen van de genen van de moederhond én de vaderhond. Hoe zit het dan met de raskenmerken van de nakomelingen? Die worden inderdaad wat lastiger te voorspellen. De een zal misschien iets meer lijken op de vader, de ander op de moeder. Omdat het een kruising is tussen 2 rassen, zullen de pups niet ‘raszuiver’ genoemd mogen worden. Dat maakt ze uiteraard niet minder leuk. Het maakt ze juist unieker en sterker, omdat ze een grotere diversiteit aan genen bezitten.

Outcross stopt niet bij het fokken van één generatie. Het idee is om de pups te selecteren die het meest ‘lijken’ op de rashond, in ons geval de Bearded Collie, (zowel uiterlijk áls het karakter) en díe weer terug te kruisen met een hond die wél voldoet aan de raskenmerken. De kans dat hun nakomelingen weer op een beardie zullen lijken is dan al weer een stuk groter. Op die manier kun je er voor zorgen dat de genendiversiteit binnen de rashondenpopulatie groot blijft, maar behoud je toch een stukje ‘voorspelbaarheid’ omdat je specifiek op die raskenmerken aan het selecteren bent.

Na 3 generaties kan een hond dan weer worden ‘aangekeurd’ tijdens een speciale keuring voor ‘Look-a-likes’. Als de hond voldoet aan alle raskenmerken, dan krijgt de hond een ‘bijlage stamboom’. Daarmee mag deze hond weer ingezet worden in de fokkerij en worden de nakomelingen weer als ‘raszuiver’ gezien (beide ouders voldoen dan namelijk aan die raskenmerken zoals dat ook ooit begonnen is, maar zijn in dit geval níet verwant aan elkaar). Hopelijk zullen steeds meer rasverenigingen hun fokbeleid aanpassen en outcross gaan ‘toestaan’ of zelfs aanmoedigen.

Waarom outcross?

Toenemende verwantschap en afnemende diversiteit in een rashonden populatie door een gesloten genenpoel, leidt vroeg of laat tot grote problemen, met erfelijke ziekten en een algehele afname van de vitaliteit van een ras door zogenoemde inteeltdepressie. Inteeltdepressie uit zich onder andere door afnemende vruchtbaarheid, afnemend natuurlijk gedrag bij paringen en bij de jonge moeder, gemiddeld kleinere nesten en een hoger percentage pup sterfte, een slechter werkend afweersysteem en dus meer kans op kanker, auto-immuunaandoeningen (zoals bijvoorbeeld SLO, AIHA, Cushing of Addison), vervelende reacties op entingen, allergieën, angst en andere gedragsproblemen en een afnemende levensverwachting (d.w.z. dat de honden gemiddeld minder oud worden).
De hond heeft ongeveer 20.000 genenparen ofwel loci; 1 set van de moeder, 1 set van de vader. In het beste geval heeft de hond op elke loci 2 verschillende genen, ook wel allelen genoemd. Een allel kan ziek zijn, meestal is dat een recessieve versie. Zo lang er een gezond allel tegenover staat, is de hond wel drager, maar wordt niet ziek. Wanneer er met een drager gefokt wordt, zullen de nakomelingen ook een kans hebben om drager te zijn, namelijk 50%. De moeder geeft 1 van de allelen mee aan haar kroost, en ze heeft 1 gezonde en 1 ‘zieke’. De problemen ontstaan wanneer de vader ook drager is van hetzelfde zieke allel. Ook hij geeft 1 gezonde en 1 zieke versie mee van het allel. Een snelle berekening geeft dan aan dat je 25% kans loopt op een pup met 2 zieke allelen en deze pup is dan een lijder. Veel genetische aandoeningen zijn nog niet te testen, dus je weet niet wanneer een hond een drager is. Het probleem wordt nog groter wanneer een ziekte zich pas op latere leeftijd uit. Dan kan het dus zijn dat er zelfs met lijders gefokt wordt, waardoor het zieke allel zich razendsnel door de populatie kan verspreiden.
Nou horen erfelijke ziekten bij het leven. Ieder mens en iedere hond draagt meerdere zieke allelen bij zich, de ene schadelijker dan de ander. Bij een grote, genetisch gevarieerde populatie is de statistische kans dat een drager een andere drager treft en een lijder produceert niet zo groot. De genenpoel van de mensen is niet gesloten en er is een populatie van miljarden, dus de kans op een erfelijke ziekte is acceptabel laag. Bij de rashond ligt dit anders. De genenpoel is hermetisch gesloten, er kan nooit meer “vers bloed” bij. Dit hoeft in theorie geen probleem te zijn wanneer de betreffende populatie voldoende groot is om het inteeltpercentage per generatie onder de 1% te houden. Onderzoek heeft uitgewezen dat je dan per generatie zo’n 20 onverwante reuen en 20 onverwante teven nodig hebt. De realiteit zal zijn dat dit in de praktijk weinig tot niet meer voor zal komen bij onze rashonden.
Daar zijn meerdere oorzaken voor. Veel rassen zijn begonnen met maar een beperkt aantal founders, de oorspronkelijke voorvaderen van dat ras. In het beste geval waren die founders niet aan elkaar verwant, maar waarschijnlijker is dat daar ook al enige verwantschap aanwezig was. Het ras kan al nooit méér diversiteit hebben dan de diversiteit die aanwezig was in die founders. Vervolgens verdwijnen founders, genetisch gezien, ook nog regelmatig uit de genenpoel. Bijvoorbeeld door overlijden van de nakomeling die voor de fok aangehouden was, terwijl er met de rest van het nest niet gefokt werd. Meer impact hebben de wereldoorlogen gehad, de populatie van veel rassen is toen dramatisch afgenomen en de kans is groot dat daarmee ook founders genetisch verdwenen zijn. Vervolgens werden de grote hondenshows steeds populairder. Een keurmeester bepaalde, al dan niet onafhankelijk, welke reu de mooiste was, puur gebaseerd op uiterlijk. Echte kampioensreuen, dus de reuen die show na show wonnen, werden mateloos populair en veel fokkers wilden nakomelingen van die reu. Dit heet het popular sire (populaire dekreu) syndroom. De ‘mindere’ honden werden niet of nauwelijks ingezet, waarmee hun genen, mogelijk voor altijd, uit de genenpoel verdwenen. De genen van de kampioensreuen en hun nakomelingen raakten oververtegenwoordigd in de genenpoel, en daarmee ook de zieke allelen die ze bij zich droegen. Tegen de tijd dat er veel lijders ontdekt worden is het al te laat, dan zijn die zieke allelen al wijd verspreid door de populatie. Als er een DNA test is kan zo’n ziekte weer uitgebannen worden, dat wil zeggen dat ervoor kan worden gezorgd dat er geen lijders meer geboren worden door altijd een ouder te gebruiken die ‘vrij’ is voor die ziekte. Dit leidt wel weer tot verdere selectie, waardoor er weer meer unieke allelen verloren gaan. Bij overmatige selectie op erfelijke afwijkingen die weinig impact hebben op het welzijn van het dier, wordt ook wel eens gezegd dat het kind met het badwater weggegooid wordt. Ongebreideld testen en uitsluiten is dus ook niet de oplossing.
Wat is dan wel de oplossing? Het slechte nieuws, voor de rashond, is dat die oplossing niet zo eenvoudig is. Ten eerste zal er per ras bepaald moeten worden hoe het gesteld is met de verwantschap binnen dat ras. Hoe hoger de verwantschap, hoe lager de diversiteit. Er zal gekeken moeten worden hoeveel unieke allelen er nog aanwezig zijn binnen dat ras, en hoe die verspreid zijn binnen dat ras. In een heel gunstig geval is er nog wel wat diversiteit aanwezig in het ras en zal er ‘alleen’ maar voor gezorgd moeten worden dat die diversiteit behouden én verspreid wordt. Hiervoor moeten de fokkers van dat ras wél samenwerken en bereid zijn om diversiteit op plaats 1 te zetten in plaatst van ‘schoonheid en type’. Met deze manier van werken bereik je echter geen toename van diversiteit, maar slechts het behoud van dat wat je nog over hebt.
Wanneer uit de data blijkt dat er niet voldoende diversiteit meer aanwezig is binnen een ras, dan is de enige mogelijkheid om die diversiteit weer te verhogen door het toevoegen van nieuwe unieke allelen vanuit andere, onverwante rassen door middel van outcross/crossbreeding, oftewel kruisen. Wanneer je naar minder dan 1% inteeltpercentage per jaar zou willen toewerken, een percentage waarbij de natuur de inteelt zelf kan ‘corrigeren’, dan zou je dus heel wat nieuwe “founders” toe moeten voegen in de meeste gevallen.
Op de website van Dogsconnected staat ook een heel goede uitleg over inteelt:
Inteelt | Dogsconnected.nl
Daarnaast vind je op de website van de Stichting Sound Sighthounds & Lurchers ook heel veel informatie over inteelt en outcross.

Besluiten om outcross te doen en dan….

Als we besluiten een outcross te doen, dan moeten we een ras kiezen dat niet te dicht bij de beardie ligt. Ook zoeken we een ras/kruising die niet dezelfde gezondheidsproblemen kent als de beardie. Het liefst gebruiken we natuurlijk ook een hond van een ras/kruising waarvan de ouderdieren en hun ouders verschillende gezondheidstesten hebben ondergaan en waarvan de fokker alle resultaten heeft bijgehouden. We hebben dit in nauw overleg gedaan met deskundigen op dit gebied, collegae-fokkers en liefhebbers en hebben besloten voor ons eerste outcross nestje een Golden Retriever met stamboom te gebruiken. De Golden Retriever die we hebben uitgekozen heeft een evenwichtig en vriendelijk karakter en houdt ervan om samen met zijn baasje van alles te ondernemen. Hij is baasgericht, sociaal met mensen en dieren en kent geen enkele agressie of nerveus gedrag. Bovenstaande eigenschappen zien we ook graag bij de beardie. We denken bovendien dat het feit dat hij geen last heeft van geluidgevoeligheid zoals we dat bij de beardie helaas wel vaak zien, een mooie bijdrage levert. Dat de Golden een retriever is en geen herdershond, vinden wij in deze outcross geen probleem. We selecteren nu namelijk nog niet speciaal op werkeigenschappen, dat kan later, wanneer we de nakomelingen van deze outcross weer op de beardie gaan terugkruisen. De Golden is ook geen type jachthond die te pas en te onpas achter allerlei wild aanjaagt. Hij is gefokt om op commando het geschoten wild voor de jager op te halen en onbeschadigd af te geven en is dus zeer baasgericht. Bovendien zijn eventuele typische retriever eigenschappen in een paar generaties terugkruisen zodanig verdund, dat je hier dan vrijwel niets meer van terug ziet. Qua uiterlijk zijn er natuurlijk enkele verschillen, maar niet in het extreme. De Golden Retriever heeft net als de beardie een mooie lichaamsbouw zonder overdrijvingen, zijn hoofd heeft dezelfde verhoudingen als de beardie, hangende oren en diepzwart pigment met donkerbruine ogen. Daarnaast is de Golden Retriever een langharige hond en dominant zwart en is het baard-gen en de zwarte kleur van de beardie dominant, zodat alle pups een langharige, zwarte vacht zullen hebben, met de voor de beardie zo kenmerkende snor en baard. En, heel belangrijk, onze uitverkoren reu heeft alle voor het ras relevante gezondheidstesten (HD, ED, ECVO) en DNA testen gehad met goede resultaten (op verzoek ter inzage bij ons). We hebben natuurlijk van tevoren ook bij Embark zijn DNA laten testen en met het DNA van onze uitverkoren beardiedame laten vergelijken. Het berekende inteelt bij de nakomelingen is dan ook 1% of lager!

Maar dan zien de pups er toch niet uit als een beardie?

Dat klopt, ze zien er niet precies zo uit als een beardie, maar dat komt vooral door het ontbreken van de witte markeringen. De pups zijn allemaal effen zwart, met iets wit op de borst en kin en hier en daar wat witte teentjes. Maar we gaan, mede met behulp van DNA testen (alle pups zijn getest bij Embark in Amerika), de meest geschikte nakomelingen selecteren om mee verder te gaan. Er zijn verschillende fok strategieën om weer terug te kruisen op de Bearded Collie.
Als we voor de pups uit de eerste kruising (dat heet een F1; eerste generatie outcross) weer een Bearded Collie gebruiken en de pups daarvan (F2) ook weer met een Bearded Collie paren, dan zijn we waarschijnlijk met de F3 alweer terug bij hoe een beardie eruit zou moeten zien en hoogstwaarschijnlijk zullen er in de F2 al pups bij zitten die uiterlijk niet meer van een raszuivere beardie te onderscheiden zijn. Ook is het mogelijk om met een F1 kruising eerst nog weer een nieuwe outcross te doen met een ander ras of Bearded Collie kruising en de F2 daarna weer terug te kruisen op een raszuivere beardie. Op de website van dogsconnected  staat een goede uitleg hierover.  De partner die we zullen gebruiken, zal natuurlijk ook DNA getest zijn en voor de nodige gezondheidsonderzoeken moeten slagen.
Zodra we dan de “look-a-likes” aan kunnen keuren bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, (de vereniging die de stambomen uitgeeft), kunnen deze in het bijlage stamboek worden bijgeschreven.

Op 28 mei 2021 zijn de eerste Golden Retriever x  Bearded Collie outcross pups geboren; 9 prachtige, gezonde, zwarte pups met minimale witte aftekening, 5 teefjes en 4 reutjes! Onze outcross pups hebben een afstammingsbewijs van de Stichting Dogsconnected gekregen en elke pup is bij Embark DNA getest. De ontwikkeling van de pups wordt gevolgd en bijgehouden in een database en de nakomelingen die geselecteerd worden om mee verder te fokken, zullen alle relevante gezondheidsonderzoeken krijgen en hier goed op moeten scoren, voordat zij ingezet kunnen worden in het fokprogramma.
Deze pups zijn inmiddels uitgegroeid tot prachtige, vrolijke, zeer knuffelige, sociale beardies met een mooie langharige vacht die zeer makkelijk in onderhoud is, een mooie snor en baard en alle 9 een superfijn karakter. Opvallend is ook dat ze niet zo geluidgevoelig zijn zoals de raszuivere beardie in het algemeen is.

Voor alle duidelijkheid willen we nog benadrukken dat we geen nieuw “designer-breed” creëren, zoals die tegenwoordig te pas en te onpas op allerlei verkoopsites tegen woekerprijzen aangeboden worden en we geven de outcross pups geen speciale naam als bijvoorbeeld “Golden Beardie” (al maken we hier onderling wel grapjes over natuurlijk). 🙂
We maken ons ras niet kapot met onze outcross beardies, integendeel. Ons doel is puur om ons geliefde Bearded Collie ras voor de toekomst te behouden en we hopen hier met ons outcross project en met de lessen die we daaruit leren, een kleine bijdrage aan te leveren!

 

Aanbevelingen en  achtergrondinfo

Ons outcrossproject is mede tot stand gekomen dankzij/wordt gesteund door:

Joukje en Oeds Delfsma, de liefdevolle eigenaren van Famke (Beardiefriends Honey Bun) en haar oom Higgins (Beardiefriends Kisses Of Fire)
Mw. Jolande Posma, fokker, werkgroep Gezondheid Bearded Collie
Mw. Jeanine Postma, werkgroep Gezondheid Bearded Collie
Mw. Danielle Langenkamp, Bearded Collie liefhebber en eigenaar
Mw. Angele Geelkens, Bearded Collie liefhebber en eigenaar
Mw. Patricia Vellinga, Bearded Collie liefhebber en eigenaar
Mw. Senija Hodzic, fokker “Bailemos” Havanezers
Mw. Miranda Koelemeijer, fokker “Golden d’Amour Doodles” Goldendoodles

Mw. Marjoleine Roosendaal, wetenschapsjournalist, fokker en keurmeester. Specialisatie fokkerij en genetica van honden.
St. Dogsconnected
St. Sound Sighthounds & Lurchers

Onderstaande relevante bijscholing t.a.v. outcross, DNA testen en genetica heb ik gevolgd.

2012-2013, opleiding KK-1
2013, Lezing MYDogDNA
2014, “Voortplanting, fertiliteitbegeleiding & reproductie”, Cyno Campus, dr. Jeffrey de Gier
2014, “Erfelijke Ziekten bij Bearded collies”, Nederlandse Bearded Collie Club, Drs. M.J. Kool

Het ‘Symposium Genetica voor de Kynologie’, georganiseerd door het Expertisecentrum Genetica Gezelschapsdieren van de faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, in samenwerking met de Raad van Beheer. Dit symposium maakte onderdeel uit van de ambities in het plan Fairfok en was gericht op het ontwikkelen van een methodiek om te komen tot een duurzame fokkerij van gezonde honden.

Symposium 2014;

· Prof. dr. Jan Rothuizen: Erfelijke ziekten bij rashonden: hoe los ik dat probleem nou op?

· Liesbeth Meijndert: Meten = Weten! Incidentiemetingen van erfelijke ziekten en schadelijke
raskenmerken met en zonder stamboom.

· Dr. Frank van Steenbeek: DNA-technieken, niet zo ingewikkeld als je denkt.

Symposium 2015

· Drs. Sylvia Keijser: Incidentie van erfelijke ziekten en schadelijke raskenmerken bij rashonden met en
zonder stamboom.

· Drs. Laura Roest: De DNA-bank voor rashonden.

· Dr. Frank van Steenbeek: Opheldering van erfelijke ziekten in Nederlandse rassen dankzij het Meijer
Boekbinder Fonds.

· Dr. Hille Fieten: Het voorbeeld van de Labrador retriever: verschillende genen en de voeding bepalen het
beeld van erfelijke leverontsteking.

· Dr. Peter Leegwater: DNA tests voor erfelijke ziekten: welke zijn goed en hoe vind je die?

Symposium 2017

· Dr. Hille Fieten: Duurzame fokkerij van gezonde honden, een integrale aanpak

· Prof. dr. Jan Rothuizen: Incidentiemetingen van ziekten in Nederlandse rashondenpopulaties

· Drs. Mark Dirven: Screening van erfelijke hartziektes

· Dr. Paul Mandigers: Genetisch onderzoek naar neurologische aandoeningen binnen het ECGG

· Drs. Laura Roest: International Platform For Dogs, internationaal samenwerkingsverband voor de
kynologie, veterinairen en genetici

Symposium 2019

· Dr. Hille Fieten: Update van het ECGG

· Drs. Else den Boer: Wegwijs in mutaties; de (on)mogelijkheden van DNA-diagnostiek

· Dr. Maurice Zandvliet: Kanker bij honden; een kwestie van fokken of gokken?

· Dr. Paul Mandigers: Fenotypering van epilepsie; de Border Collie. Wat weten we nu?
2017; Lezing ‘Inteelt & Outcross’ door Marjoleine Roosendaal
2017, “Fokken voor diversiteit – de noodzaak van dek-beperkingen en het nut van inkruisen van andere rassen”, Kennis Tour, Pieter Oliehoek
2018 – 2020: diverse cursussen van de Institute of Canine Biology;
~ COI bootcamp
~ Basic population genetics
~ Managing genetics for the future
2018, 25 November, lezing Marjoleine Roosendaal, NBCC; een verantwoord fokbeleid
Verdiepingsavond Raad van Beheer inzake outcoss/aankeuren, werkgroep Fokkerij en Gezondheid, 11 september 2018

· Lezing Pieter Oliehoek over de voordelen en aandachtspunten van aankeuren look-a-likes en het
inkruisen van honden van andere rassen

· Presentatie van honden uit raskruisingen van de Saarlooswolfhond en de Griffon, begeleid door
keurmeesters

· Aankeuren van look-a-likes, waarom en hoe – Carel Canta

· Discussie in groepen onder leiding van de leden van de Werkgroep Fokkerij en Gezondheid

· Terugkoppeling vanuit de discussiegroepen
2017; Lezing ‘Inteelt & Outcross’ door Marjoleine Roosendaal

Medio 2020 – februari 2021; Cursus BFH, modules 1 t/m 6 en 9, Woofexperience , Marjoleine Roosendaal

Maart 2021 – januari 2022; VKK (Voortgezette Kynologische Kennis), Woofexperience, Marjoleine Roosendaal

Sophie – Beardiefriends Sugar Pie Honey Bunch – 2 jaar oud

Marjoleine Roosendaal evalueert de pups

De ouders (op jonge leeftijd)